ergreifen

"ergreifen" en Neerlandés

„ergreifen“

(Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar)

pakken, grijpen
ergreifen

ergreifen
aangrijpen
ergreifen auch | ooka. rühren, Angst, Gelegenheit figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig

ergreifen auch | ooka. rühren, Angst, Gelegenheit figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig
nemen
ergreifen Flucht, Maßnahmen, Wort

ergreifen Flucht, Maßnahmen, Wort

MaßnahmenPlural | meervoud pl ergreifen (oder | ofod treffen)

maatregelenPlural | meervoud pl nemen (oder | ofod treffen)

MaßnahmenPlural | meervoud pl ergreifen (oder | ofod treffen)

Partei ergreifen für (gegen) (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk)

partij kiezen voor (tegen)

Partei ergreifen für (gegen) (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk)

das Wort ergreifen

das Wort ergreifen

die Flucht ergreifen

die Flucht ergreifen

Besitz ergreifen von (Dativ | datief, 3e naamvaldat)

iets in bezit nemen

Besitz ergreifen von (Dativ | datief, 3e naamvaldat)

die Initiative ergreifen

die Initiative ergreifen