fassen

"fassen" en Neerlandés

„fassen“

<-t>

(Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar)

vatten, vangen
fassen

fassen
(beet)pakken
fassen greifenbesonders | vooral besonders

fassen greifenbesonders | vooral besonders
(kunnen) bevatten
fassen Raum bieten

fassen Raum bieten
begrijpen
fassen verstehen

fassen verstehen
nemen
fassen Beschluss

fassen Beschluss
opvatten
fassen Plan

fassen Plan
zetten
fassen Edelsteine

fassen Edelsteine
krijgen
fassen Essen, Vertrauen

fassen Essen, Vertrauen

ejemplos

sich ein Herz fassen

zijn stoute schoenenPlural | meervoud pl aantrekken figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig

sich ein Herz fassen

etwas | ietsetwas ins Auge fassen

iets op het oog hebben

etwas | ietsetwas ins Auge fassen

in Worte fassen

onder woorden brengen, verwoorden

in Worte fassen

Fuß fassen

Fuß fassen

Tritt fassen

het ritme te pakken krijgen figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig

Tritt fassen

Fuß fassen

vaste voet (onder de grond) krijgen

Fuß fassen

de gelegenheid verzuimen/aangrijpen

die Gelegenheit verpassen / beim Schopfe fassen

bij de kraag vatten figurativ, in übertragenem Sinn | figuurlijkfig

jemanden am Schlafittchen fassen

iemand bij de lurven pakken umgangssprachlich | omgangstaalumg

jemanden am Schlafittchen fassen

einen Beschluss fassen

einen Beschluss fassen