„boot“: zelfstandig naamwoord bootzelfstandig naamwoord | Substantiv subst <boten> Vista general de todas las traducciones (Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar) Boot, Schiff, Dampfer Bootonzijdig | Neutrum, sächlich n boot boot Schiffonzijdig | Neutrum, sächlich n boot boot Dampfermannelijk | Maskulinum, männlich m boot boot ejemplos de boot is aan! omgangstaal | umgangssprachlichumg es gibt Ärger! omgangstaal | umgangssprachlichumg de boot is aan! omgangstaal | umgangssprachlichumg de boot is aan! es geht hoch her! de boot is aan! de boot afhouden figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig erst mal abwarten, sich abwartend verhalten figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig de boot afhouden figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig de boot afhouden abwinken de boot afhouden de boot afhouden sich heraushalten de boot afhouden de boot missen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig die Chance verpassen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig de boot missen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig de boot missen zurückbleiben de boot missen iemand in de boot nemen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig jemanden hereinlegen, jemanden hochnehmen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig iemand in de boot nemen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig uit de boot vallen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig das Nachsehen haben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig uit de boot vallen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig ocultar ejemplosmostrar más ejemplos