„varen“: zelfstandig naamwoord varenzelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-s> Vista general de todas las traducciones (Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar) Farnkraut Farnkrautonzijdig | Neutrum, sächlich n varen varen
„varen“: werkwoord varenwerkwoord | Verb v <ook | aucha.zijn hulpwerkwoord zijn | Hilfsverb zn> Vista general de todas las traducciones (Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar) fahren, schiffen, segeln fahren varen varen schiffen, segeln varen varen ejemplos laten varen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig fahren lassen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig laten varen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig er wel/slecht bij varen dabei gut/schlecht fahren (of | oderod wegkommen) er wel/slecht bij varen