„bus“: zelfstandig naamwoord bus [bɵs]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-sen> Vista general de todas las traducciones (Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar) Bus (Auto-, Omni-)Busmannelijk | Maskulinum, männlich m bus bus
„bus“: zelfstandig naamwoord buszelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-sen> Vista general de todas las traducciones (Para obtener más detalles de la traducción, hacer clic/pulsar) Büchse, Dose, Kanister, Briefkasten Büchsevrouwelijk | Femininum, weiblich f bus bus Dosevrouwelijk | Femininum, weiblich f bus bus Kanistermannelijk | Maskulinum, männlich m bus bus Briefkastenmannelijk | Maskulinum, männlich m bus bus ejemplos een brief op de bus doen einen Brief einwerfen een brief op de bus doen dat klopt als een bus das stimmt haargenau dat klopt als een bus uit de bus komen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig (dabei) herauskommen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig uit de bus komen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig uit de bus komen (daraus) hervorgehen uit de bus komen ocultar ejemplosmostrar más ejemplos